Woonhuisgevel te Kampen, gesloopt in 1877 (Het Wildschut)
Uit: Afbeeldingen van oude bestaande gebouwen, uitgegeven door de maatschappij tot bevordering der bouwkunst. 1903
44ste aflevering plaat CCXVII
Afmeting:
35 x 54 cm.
Herkomst:
Collectie SNS Historisch Centrum
Beschrijving bij de plaat;
Woonhuis te Kampen.
(In 1877 gesloopt.)
PLAAT 217.
De stad Kampen is rijk aan oudheden, zoowel uit het tijdperk der gothiek, als uit dat der renaissance.
Behalve verschillende gothische kerkgebouwen, die zij binnen hare muren telt en waarvan vooral de St. Nicolaas- of Bovenkerk de bezichtiging waard is, mogen wij niet onvermeld laten de drie oude stadspoorten.
Van deze is de Koornmarktpoort de oudste en werd de Cellebroederspoort in 1617 gebouwd naar de plannen van Thomas Berends, terwijl de Broederpoort in 1615 door denzelfden Berends, die landmeter en schilder te Kampen was, verhoogd werd.
Alleen reeds het raadhuis met zijn origineelen, schilderachtigen klokkentoren, met zijn fraaie, tusschen de jaren 1543 — 45 door Colijn van Camerijck uit Utrecht uitgevoerden schoorsteen, en met zijn raadgestoelte op de schepenkamer door meester Vrederick, den stadskistenmaker en timmermeester in dezelfde jaren gemaakt, loont een bezoek aan die stad ten volle, en dit te meer nog, wijl eenige in de nabijheid daarvan aanwezige gothische huizen het geheel een middeleeuwsch aanzien geven.
Het valt grootelijks te betreuren, dat herhaaldelijk monumentale gebouwen van groote architectonische waarde aan sloopershanden worden overgeleverd: zoo werd eenige jaren geleden een gothisch woonhuis hun welkome prooi, nadat vooraf het Proveniershofje, een complex van zeer interessante 17de eeuwsche gebouwtjes, voor den aanleg eener straat in 1897 was opgeruimd; in 1892 werd de Hagenpoort ter wille van een ruimeren verkeersweg afgebroken en in 1877 onderging het woonhuis, waarvan bijgaande teekening den gevel weergeeft, hetzelfde betreurenswaardige lot.
Van dit laatste volge hier eene korte beschrijving. De gevel, die 7 M. breed en 18 M. hoog was, werd in 1566 opgetrokken, doch week geheel af van onze bekende Hollandsche huizenarchitectuur.
Door vijf lang gerekte pilasters, die van cannelures waren voorzien en aangebracht werden op de gelijkvloers- en 1ste verdieping, werden deze beiden ieder in vier deelen gesplitst.
Behalve door twee ingangen gelijkvloers werd de voorgevel geheel ingenomen door ramen met glas, terwijl tusschen de verdiepingen een fries was aangebracht, die geheel gedekt werd door fijne cartouches, wapens, leeuwen en saterkoppen.
Boven de eerste verdieping lezen wij op twee cartouches in deze fries de woorden:
„Anno Dni”, en het jaartal „1566″.
Minder gelukkig gekozen zijn de versieringen boven de vensters, die bestaan uit 2 schelpen en rechtop geplaatste voluten.
De topgevel bestond uit drie steenen pilasters, waarop, boven eene fries, een rijke bekroning van schoon beeldhouwwerk zich verhief; terzijde van deze pilasters werd de overgang van den benedengevel naar den top gevormd door allerzonderlingst aangebrachte ornamenten in den vorm van aan- eengeschakelde wervelstukken, die in een dierenkop eindigden.
Slechts in den top van dezen gevel kwam baksteen voor, geplaatst tusschen de talrijk aanwezige stukken witten steen.
Te meer nog valt de slooping van dezen typischen gevel te betreuren, daar dit voorbeeld van bouw-kunst in Holland slechts uiterst zelden voorkomt.
’s Gravenhage, December 1903, ADOLPH MULDER.